10.17026/DANS-ZVK-2FW3
J.A.M. Oude Rengerink
(Laagland Archeologie)
Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven Toekomstige bouwlocatie ‘De Kleine Wereld’ te Budel (NB)
DANS Data Station Archaeology
2018
Laagland Archeologie heeft in maart 2018 een Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven uitgevoerd op de toekomstige bouwlocatie ´De Kleine Wereld´ te Budel.Het Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven heeft tot doel gegevens te verkrijgen om de archeologische verwachting te toetsen en eventueel aanwezige vindplaatsen op te sporen en te waarderen. Op basis van de waardering kan de behoudenswaardigheid van de vindplaats binnen het plangebied worden vastgesteld en kan worden beoordeeld of en zo ja, welke vorm van vervolgonderzoek nodig is om de archeologische waarde van het gebied te kunnen vaststellen.Het veldonderzoek is uitgevoerd op 23 maart 2018. Er zijn vier sleuven aangelegd rond het voormalige schoolgebouw in het plangebied. Ter plaatse is een dik plaggendek aanwezig dat scherp begrensd overgaat in het onderliggende dekzand. In de top van het dekzand is een circa 10 cm dikke ‘mollenlaag’ aanwezig. Het sporenvlak is aangelegd net onder deze mollenlaag.In drie van de vier proefsleuven zijn archeologische sporen aangetroffen die merendeels als paalkuilen zijn aangemerkt. Verder zijn er enkele sporen als kuil aangemerkt. De aard van de sporen is tweeledig en duidt op twee fasen van de vindplaats. Een deel van de sporen is relatief klein in diameter, heeft een bruingrijze tot lichtgrijze kleur en is in het vlak en verticale doorsnede relatief onscherp begrensd. Afgezien van het gegeven dat deze sporen overeenkomen met de gebruikelijke sporen uit de ijzertijd of de Romeinse tijd is er een aantal scherven uit een van deze sporen aangetroffen. Deze bestaan uit handgevormd aardewerk uit de ijzertijd of de Romeinse tijd. Een scherpere datering is niet mogelijk vanwege het relatief geringe aantal vondsten en het ontbreken van specifieke kenmerken aan die vondsten. Een ander deel van de sporen had een ander karakter, in doorsnede en diepte groter, aanzienlijk humeuzer en veel donkerder van kleur. Deze sporen zijn bovendien gevonden in één proefsleuf (1). Helaas zijn er geen vondsten afkomstig uit deze sporen waardoor een concrete datering niet mogelijk is. Wel bestaat de indruk dat deze sporen jonger zijn dan de eerder vermelde sporen uit de ijzertijd of de Romeinse tijd. Waarschijnlijk dateren die sporen uit de middeleeuwen. Gezien de vondsten van keramiek uit de volle middeleeuwen in de onderste zone van het plaggendek is het mogelijk dat deze sporen ook uit de volle middeleeuwen dateren. De eerste ontstaansfase van het plaggendek kan in de late middeleeuwen, vanaf circa de 14e eeuw te dateren zijn. De vindplaats is te dateren in twee fasen, de ijzertijd of de Romeinse tijd en (vermoedelijk) de volle middeleeuwen (11e-13e eeuw). De begrenzing van de vindplaats ligt mogelijk buiten het plangebied. Binnen het plangebied strekt de vindplaats zich in ieder geval uit over de oostelijke helft van dit gebied. Op grond van de KNA-waarderingscriteria is de vindplaats als behoudenswaardig gekwalificeerd. Geadviseerd wordt om bij de nadere uitwerking van de bouwplannen te beoordelen of er als gevolg daarvan aantasting van de vindplaats zal plaatsvinden. In dat geval zal getracht moeten worden tot bouwtechnische aanpassingen te komen om verstoring van de vindplaats te vermijden. Daarbij dient in ieder geval uitgegaan te worden van een maximale bouwdiepte van 30 cm boven het hoogste archeologische niveau (= 32,03 m +NAP). Wanneer dat niet mogelijk is zal de vindplaats opgegraven moeten worden.De implementatie van dit advies is in handen van de bevoegde overheid, de gemeente Cranendonck. De gemeente wordt hierin vertegenwoordigd door haar regio-archeoloog mevr. H.L.M. Berkvens van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant.
J. Gruil, de
(Laagland Archeologie)